zondag 19 december 2010

Jacobus Dominicus Mosselman

Jacobus Dominicus Mosselman is geboren in 1694. Jacobus is overleden in 1757, 62 of 63 jaar oud.
Notitie bij Jacobus: De eerste aangetroffen naamdrager en voorvader was Olivier Mosselman, die in Linkebeek woonde in de eerste helft van de veertiende eeuw en er waarschijnlijk landbouwer of veehouder was. Hij was al overleden toen op 1 december 1369 zijn zoon Jan Mosselman poorter van Brussel werd en er als slager werkzaam was. Het is in het slagersberoep dat de Mosselmans zich gedurende verschillende eeuwen lieten gelden. Na enkele generaties betekende dit niet meer dat ze zelf het beroep uitoefenden, maar dat ze als ’vetlegger’ en veekoopman veestapels hielden en verkochten, terwijl ze anderzijds eigenaar waren van slagersbanken in de vleeshalle, die ze aan uitoefenaars van het beroep verhuurden en van huizen in de Beenhouwersstraat die ze eveneens aan actieve slagers verhuurden. Generatie na generatie werden de Mosselmans lid van de Gilde van beenhouwers, die erfelijk was geworden en waarbij ze geen bewijs van vakmanschap moesten voorleggen.

Jan Mosselman (ca. 1430-ca. 1495) was de eerste van de familie die een heerlijkheid aankocht (de weide ’De Meer’ in Anderlecht) en die als ontvanger, als raadslid en als burgemeester van de naties een rol van aanzien speelde in het Brusselse stadsbestuur, onder meer in de beroerde tijd (1477-1480) van opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk.

Antoon Mosselman (ca. 1465-ca. 1533) was de eerste die het ook buiten het slagersambacht zocht en naast deken van de beenhouwers, ook deken van de Lakengilde werd, als handelaar in zijdestoffen.

Jan Mosselman (1573-1645), deken van het slagersambacht zoals vele Mosselmans voor en na hem, was de vleesleverancier aan het Hof van de aartshertogen Albrecht en Isabella.

In de 18de eeuw behoorde de familie Mosselman meer en meer tot de voorname en welvarende families van Brussel. Ze waren opgenomen in de zeven geslachten van Brussel (de lignages) via verwantschap met de familie Sweerts.

Arnoul-Louis Mosselman (1740-1823) was de eerste van de familie die in Leuven universitaire studies deed en een ambtelijk carrière volgde, als secretaris van de Souvereine Raad van Brabant (1767), griffier van deze Raad (1788) en griffier van de Grote Raad van Mechelen (1789). Hij kwam heelhuids uit de revolutiejaren en was van 1807 tot 1815 gemeenteraadslid van Brussel.

Terwijl Arnoul-Louis Mosselman en zijn nakomelingen hoofdzakelijk ambtelijke loopbanen verkozen, was een andere tak in volle opgang in de wereld van financies en handel.

Jacob Dominicus Mosselman (1694-1757) werd opeenvolgend deken van de beenhouwers en deken van de Lakengilde, zodat beide beroepen dus verder werden uitgeoefend bij de Mosselmans. Daarbij begon zijn vrouw, Catharina Van de Velde, aan een kanthandel, die weldra bloeide. Het echtpaar was aanzienlijk rijk. Ze hadden tien kinderen onder wie

Jacques-Dominique Mosselman (1719-1781) die in de veehandel verder floreerde en trouwde met Barbara ’t Kint (1724-1773),
François Dominique Mosselman (1724-1775), die de kanthandel van zijn moeder verder zette.
Eerstgenoemde had drie zoons die een belangrijke carrière doorliepen:

Etienne Mosselman (1751-1831), die vrijgezel bleef
Corneille-François Mosselman (1753-1829), die een enige zoon had, aan de oorsprong van de tak Mosselman du Chenoy
François-Dominique Mosselman (1754-1840), die elf wettige kinderen kreeg.
De gebroeders François-Dominique en Corneille Mosselman werden nog aanzienlijk rijker dan de overige Mosselmans.

De familie behoort niet tot de Belgische adel, maar heel wat zonen en dochters trouwden met adellijke telgen.

Het Brusselse centrum van het deel van de familie dat zich ’Mosselman du Chenoy’ ging heten, nazaten van Corneille-François, was in de 19de eeuw het kasteel Wolvendaal in Ukkel, geërfd van Jacques Coghen en het door Corneille-François aangekochte landgoed ’Le Chenoy’ in Court-Saint-Etienne dat nadien werd verkocht aan de industrieel Boël.
Het centrum van François-Dominique Mosselman en van de meeste van zijn kinderen was Parijs.
De broer van Jacobus-Dominicus, was Pieter-Dominicus Mosselman (1698-1763), getrouwd met Barbe t’Kint. Hij was eveneens deken van het beenhouwersambacht. Hun vierde kind was Jerôme Mosselman (1729-1780) die licentiaat in de rechten werd en advocaat, maar ook actief was als brouwer. Hij trouwde eerst met Catherine Bartholyns (1735-1759) en ze hadden een zoon Dominique Mosselman. Uit zijn tweede huwelijk met Isabelle Meert (1742-1798) sproot onder meer Guillaume-François Mosselman voort (1776-1861) die eerst grossist in kruidenierswaren was in Brussel en daarna reder en importeur in Antwerpen. Hij was in 1801 in Oostende getrouwd met Thérèse Vette. Een andere zoon van Jerôme was Dominique-Joseph Mosselman (1778-ca 1850).
Jacobus trouwde met Catharina Van de Velde. Catharina is geboren in 1699. Catharina is overleden in 1772, 72 of 73 jaar oud.
Kinderen van Jacobus en Catharina:
1 Jacobus (Jacques Dominique) Mosselman, geboren op woensdag 14 juni 1719 in Brussel. Jacobus is overleden op zaterdag 13 oktober 1781, 62 jaar oud.
Notitie bij Jacobus: Jacques-Dominique Mosselman was één van de tien kinderen van de deken van de Beenhouwersgilde en van de Lakengilde Jacobus-Dominicus Mosselman (1694-1757) en van Catharina Van de Velde (1699-1772). Hijzelf trouwde met Barbara t’Kint (1724-1773), dochter van meester-brouwer Jean t’Kint en Marie-Anne ’t Kint (volle neef en nicht). Hij lijkt alleen in de beenhouwersgilde actief te zijn geweest en woonde in een groot huis, met verschillende inwonende huisbedienden, in de Beenhouwersstraat.

Mosselman herinnerde er zijn kinderen graag aan, naar aanleiding van verdelingen of testamenten, dat ze nazaten waren van twee van de zeven geslachten van Brussel: de Serhuygs via de Pipenpoys en de Roodenbekes via de Van Cattenbroecks.

De verdeling na zijn overlijden toont aan hoe welstellend hij was. Het totaal vertegenwoordigde 110.000 gulden, waarvan de twee-derden van de kant Moselman en één derde van de kant ’t Kint. De te verdelen goederen behelsden onder meer, naast een hoeveelheid renten: het grote herenhuis ’In het Beloofde Land’ dat hij bewoonde op de hoek van de Beenhouwersstraat en de Sint-Hubertusstraat; twee slagerijen in de Beenhouwersstraat, het huis ’De Hoorn’ in de Wolstraat, een huis in de Rue Chair et Pain (dat al bijna twee eeuwen aan de familie behoorde), een huis in de Beierenstraat en een ander in de Bladerestraat, het huis ’De Heilige Geest’ in de Calckhoen Haenestraat, het huis ’De Keizerlijke Kroon’ in de Magdalenastraat en een slachthuis in de Sint-Hubertusstraat. Verder was er nog een huis op het gemeenteplein van Anderlecht, het landhuis ’Hof van Rensembroeck’ in Neerpede en landbouw- en weidegronden in Vlezembeek, Essene en Sint-Ulriks-Kapelle.

De twaalf kinderen van het gezin Mosselman- t’Kint evolueerden als volgt:

drie stierven op jonge leeftijd
vijf meisjes trouwden, onder hen Catherine Mosselman (1750-1820) met Jean-Baptiste ’t Serstevens (1754-1833), met een talrijk nageslacht bij Belgische adellijke families.
Jacques-Dominique Mosselman (1748-1814) trad in het voetspoor van zijn vader en werd veehandelaar en slager. Uit zijn huwelijk met Thérèse t’Serstevens, zus van Jean-Baptiste voornoemd, had hij twaalf kinderen die echter allen zonder nageslacht stierven, de laatste in 1848.
Etienne Mosselman (1751-1831)
Corneille-François Mosselman (1753-1829)
François-Dominique Mosselman (1754-1840)
In tegenstelling tot wat hier en daar geschreven staat, was Jacques-Dominique Mosselman nooit burgemeester van Brussel.
Jacobus trouwde met Barbara t’Kint. Barbara is geboren op vrijdag 21 april 1724 in Brussel, dochter van Joannes t’Kint en Maria Anna t’Kint. Barbara is overleden op woensdag 5 juli 1775 in Brussel, 51 jaar oud.
2 Jacques-Dominique Mosselman, geboren in 1748. Jacques-Dominique is overleden in 1814, 65 of 66 jaar oud.
Notitie bij Jacques-Dominique: Hij trad in het voetspoor van zijn vader en werd veehandelaar en slager. Uit zijn huwelijk met Thérèse t’Serstevens, zus van Jean-Baptiste voornoemd, had hij twaalf kinderen die echter allen zonder nageslacht stierven, de laatste in 1848.
Jacques-Dominique trouwde met Thérèse t’Serstevens. Thérèse is een dochter van ??? t’Serstevens. Thérèse is overleden.
3 Catherine Mosselman, geboren in 1750. Catherine is overleden in 1820, 69 of 70 jaar oud. Catherine trouwde met Jean-Baptiste t’Serstevens. Jean-Baptiste is geboren in 1754, zoon van ??? t’Serstevens. Jean-Baptiste is overleden in 1833, 78 of 79 jaar oud.
4 Etienne Mosselman, geboren op zondag 26 september 1751 in Brussel. Etienne is overleden op maandag 23 mei 1831 in Sint-Agatha-Berchem, 79 jaar oud.
Notitie bij Etienne: Hij werd student in het Parijs College in Leuven en behaalde zijn licentiaat in de rechten. In 1775 legde hij de eed af voor de Raad van Brabant, als advocaat. Hij werd griffier van de Raad.

Mosselman werd vanaf april 1789 lid van het geheime genootschap ’Pro aris et focis’ opgericht door Jan-Baptist Verlooy en waarvan Jan Frans Vonck de voornaamste figuur was. Hij stond toen al op de lijst van verdachte personen die door de politie werden gevolgd omwille van hun acties tegen de edicten van Jozef II. Toen hij de boeren opstookte om de belastingen niet te betalen die door de ontvangers gevorderd werden maar die door de Staten van Brabant niet waren goedgekeurd, werd een aanhoudingsbevel tegen hem uitgevaardigd. Hij vluchtte en sloot zich aan bij het Comité van Breda dat de voornaamste oproerlingen groepeerde, onder de leiding van Vonck en van Hendrik Van der Noot. Van augustus tot oktober 1789 verbleef hij in Roosendaal in Noord-Brabant. Hij organiseerde en bekostigde er een expeditie door de Compagnie Vandeperre die op 24 oktober het Fort van Lillo veroverde.

Nadat de Oostenrijkse troepen en ambtenaren Brussel op 12 december 1789 hadden verlaten, keerde hij naar de hoofdstad terug en speelde in de Verenigde Nederlandse Staten, samen met zijn broers Corneille-François en François-Dominique een rol als vertegenwoordigers van de strekking Vonck. Daarbij keerde hij zich tegen de politiek van onvoorwaardelijke terugkeer naar de vroegere statenorganisatie. Toen de Statisten het volk opruiden tegen de Vonckisten, werd in mei 1790 het huis van Corneille geplunderd.

Toen de Oostenrijkers daar terug waren, behoorde Etienne tot diegenen die door hen, teneinde de gewenste pacificatie te realiseren, in een functie werden benoemd. Zo werd hij op 18 juni 1791 schepen van de stad Brussel.

Toen de Fransen einde 1792 de Oostenrijkse Nederlanden veroverden, werd Mosselman op 21 november benoemd als één van de zeven rechters die de vroegere rechtbanken voorlopig moesten vervangen. In 1793-94 nam hij zijn ambt van schepen opnieuw op. In 1794 werd hij, samen met andere notabelen gearresteerd en naar Frankrijk als gijzelaar gevoerd, zolang de verplichte belasting van 5 miljoen die de Brusselaars was opgelegd, niet was voldaan. Na augustus was hij weer in Brussel en in september was hij lid van de ’Hoge Raad’ die in ruime mate de vroegere stadsbestuurders samenbracht.

Wanneer op 20 april 1795 de besturen van het Habsburgse regime definitief werden afgeschaft, werd Mosselman ’adjoint au maire’, naast burgemeester Verlooy. Bij diens afwezigheid verving hij hem, zowel in de ambtelijke bezigheden op het stadhuis als ter representatie op de vele republikeinse feestelijkheden die toen werden gehouden. Hij kwam niet onder de indruk van de antikerkelijke houding van de Franse overheid. Zo liet hij een zitting van de gemeenteraad onderbreken om in groep te gaan knielen voor een processie die voorbij kwam.

Op 14 april 1797 werd hij rechter benoemd bij de strafrechtbank van het departement van de Dijle. Hij paste er de nieuwe reglementen naar eigen inzichten toe. Hij gaf geen gevolg aan een veroordeling in hoger beroep van een Brusselse priester die de Mis had opgedragen, hoewel hij niet-beëdigd was. Evenmin vervolgde hij diegenen die met assignaten hadden gezwendeld. Dit bezorgde hem vijanden en in januari 1799 werd hij opgepakt en in de Hallepoort opgesloten, op beschuldiging dat hij brieven dateerde volgens de gregoriaanse en niet volgens de republikeinse kalender. De tijd van de zware sancties was toen echter voorbij en enkele dagen later was hij vrij en kon hij zijn activiteiten hernemen.

In 1800 werd hij raadsheer bij het hof van beroep, tot hij, bij een nieuwe samenstelling, in 1811 niet weerhouden werd. Hij trok zich toen terug op zijn landgoed in Koekelberg, dat hij in 1792 had gekocht. Hij had ook nog een buitenverblijf in de wijk Kattenbroek in Dilbeek.

Na zijn dood werd men geconfronteerd met het testament van Mosselman, waarbij de vermogende vrijgezel veel aan de armen schonk, maar vooral op basis van al zijn goederen opdracht gaf een stichting op te richten die beurzen moest verlenen aan leden van de familie Mosselman, aan aanverwante families binnen de zeven geslachten van Brussel en aan parochianen van een aantal Brusselse parochies. De stichting werd inderdaad opgericht bij K.B. van 2 november 1831 maar er werd tegen geprocedeerd en in 1848 besliste het Hof van beroep tot annulatie. De erfenis werd vooralsnog verdeeld onder de vele neven en nichten.

In tegenstelling tot wat hier en daar geschreven staat, was Jacques-Dominique Mosselman nooit burgemeester van Brussel.

Literatuur
Suzanne TASSIER, Les démocrates belges de 1789. Etude sur le Vonckisme et la Révolution Brabançonne, Brussel, 1930
Baron Roland D’ANETHAN & Vicomte DE JONGHED’ARDOYE, La famille Mosselman à Bruxelles, Brussel, 1998.
5 Francois-Dominique Mosselman, geboren op dinsdag 8 oktober 1754 in Brussel. Francois-Dominique is overleden op zondag 29 maart 1840 in Parijs, 85 jaar oud.
Notitie bij Francois-Dominique: Aanvankelijk interesseerde hij zich voor de textielbranche van de ouderlijke activiteiten en schreef zich in bij de gilde van de garen-en-bandverkopers. Maar weldra dreef hij handel op grotere schaal samen met zijn broer Cornelius. Ze verwierven de zeer winstgevende pacht op de ruimdienst van Brussel en vooral begonnen ze de handel in granen. Dit bleek een goudmijn, onder meer omdat ze eerst aan de Oostenrijkse legers mochten leveren en vervolgens aan de Franse.

Mosselman was niet getrouwd maar had een maîtresse en waarschijnlijk was hij de vader van haar twee kinderen. Zij heette Marie-Thérèse Andria en leefde gescheiden van haar man Hubert Constant. In februari 1788 schonk Mosselman haar het ’Hôtel d’Autriche’ in de Bisschopsstraat, dat ze uitbaatte, nog een tweede huis en 35.000 gulden. Dit vorstelijk geschenk werd in juli daaropvolgend met nog bijkomende giften aangevuld. Het hotel in kwestie was een ontmoetingsplaats voor de aanhangers van Jan Frans Vonck waar de gebroeders Mosselman toe behoorden. In 1790 zou het worden omgedoopt in ’Hôtel Belgique’.

Satirische schrijvers lieten niet na de draak te steken met de vrolijke patriot en zijn omvangrijke maîtresse. Eén onder hen was Jacques Le Sueur die een pamflet schreef met ’geheime verhalen’ over notabelen zoals de kardinaal-aartsbisschop, minister Trautmansdorff, generaal d’Alton, graaf en gravin d’Arberg, enz. Mosselman beschreef hij als een voormalige slagersknecht die steenrijk was geworden door het ophalen van de ’mestbak’ en door de graanhandel. Terwijl ’s middags en ’s avonds veel officieren van het regiment de Ligne in het Hof van Oostenrijk kwamen eten, zo schreef Le Sueur, en er werden ontvangen door een zich als Oostenrijksgezind voordoende uitbaatster, ging het er later op de avond anders aan toe. Wanneer Mosselman en zijn vonckistische vrienden tot laat in de nacht zaten te drinken en complotten te smeden, hief ’la Constant’ menig glas als hevige patriotte en bedronk ze zich met heildronken ter ere van de vrijheid.

Huwen en bankieren
Jaren later, na de opeenvolgende revoluties die hadden plaats gevonden en terwijl hij zelf de veertig naderde, dacht Mosselman aan trouwen. Hij liet zijn ogen vallen op een meisje dat half zijn leeftijd had en, wat zeker niet ongunstig was, een aanzienlijke bruidschat zou meebrengen. Het ging om Marie-Louise Tacqué (1776-1828) die als enig kind met haar ouders in Brussel en op hun buitenverblijf in Laken woonde. Die ouders kenden het wat woelig verleden van de verzoeker en weigerden eerst de toestemming. Toen in 1796 de moeder, hevigste tegenstander, overleed, gaf de vader toe, en overleed direct daarop. Het huwelijk vond plaats op 20 mei 1797. Het zou een vruchtbaar huwelijk worden, met niet minder dan elf kinderen als resultaat. Ondanks die grote kinderzegen is het niet uitgesloten dat, nadat alle kinderen tussen 1798 en 1816 in Parijs geboren werden, de echtgenote toch enige zelfstandigheid herwon. Het is alvast in haar ouderlijke woning in Laken dat ze kwam sterven. Het jongste kind was toen twaalf.

Het gezin ging eerst zijn intrek nemen in het grote herenhuis van de ouders Tacqué, in de Korte Lange Wagenstraat. Mosselman had nationale goederen aangekocht, onder meer afkomstig van het hospitaal Ter Zieken. De bruid, die al onmiddellijk het volledige fortuin van haar ouders erfde, bracht nog méér eigendommen en kapitalen mee. Alles samen bezaten de echtgenoten 330 ha. grond en eigendommen in het Brusselse met nog méér eigendommen in het Antwerpse en in de provincie Luik.

Ondertussen had Mosselman zijn vleugels verder uitgeslagen. Rond 1794 stichtte hij in Parijs een bank, die snel een hoge vlucht nam. De aanzienlijke sommen waarover hij beschikte maakten dat Mosselman de beste manier zocht om ze te doen opbrengen en daarom had hij zich naar Parijs gekeerd. Vanaf 1798 had hij er een pied-à-terre in de Rue Saint-Denis en pendelde hij regelmatig tussen Brussel en Parijs. Dit was weldra onvoldoende en hij besliste zich met zijn gezin permanent in de Franse hoofdstad te vestigen. Hiervoor kocht hij aan de Chaussée d’Anthin het schitterende hotel aan van de failliete bankier Recamier, waar Juliette Récamier haar grote dagen had gekend.

Vieille Montagne
Naast het bankieren werd Mosselman ook industrieel. In Moresnet had kanunnik Jean-Jacques Dony († 1824) een procedé uitgevonden om zinkerts (genaamd ’kalamijn’) op industriële schaal te verwerken. Maar het industrieel ontwikkelen van zijn uitvinding vergde kapitalen die Dony niet had. Toen verscheen Mosselman die in twee keer (1813 en 1824) de ’Société de la Vieille Montagne’ volledig in handen nam en er een grote ontwikkeling aan gaf. Het werd zijn grootste realisatie. Heel wat fabrieken werden voor zinkexploitatie en verwerking (walserij) opgericht, in België en in het buitenland.

Het liep niet allemaal van een leien dakje want het kleine territorium Moresnet was na 1814 jarenlang de inzet van een strijd tussen Pruisen en Nederland. Bij zover dat Emile Mosselman en Charles Le Hon, zoon en schoonzoon van François-Dominique onderhandelden met Willem I en in juni 1830 een akkoord bereikten, waarbij de koning de vennootschap zou aankopen voor 1.452.000 fr. De Belgische revolutie verhinderde de uitvoering van deze transactie. De ruzie met Pruisen ging verder en werd pas definitief beslecht in 1854. Ondertussen was de Société de la Vieille Montagne een beursgenoteerde multinationale onderneming geworden, met onder meer vestigingen in Pruisen. De ruzie over het grondgebied zelf het zogenaamde Neutraal Moresnet sleepte aan totdat de uitslag van de Eerste wereldoorlog het definitief bij België deed horen.

Het was na de dood van zijn vrouw dat Mosselman de vennootschap overliet aan zijn kinderen onder de naam ’Mosselman Frères et Soeurs’. Enkele jaren later, in 1837, werd een nieuwe vennootschap opgericht onder de naam ’Société des Mines et Fonderies de Zinc de la Vieille Montagne’ waarbij de Banque de Belgique met 800.000 fr. ingebracht vers geld aandeelhouder werd, terwijl de inbreng van de familie Mosselman, bestaande uit alle activa, 4.200.000 fr. vertegenwoordigde. Die activa bestonden onder meer uit de zinkmijn van Moresnet, de fabrieken van Moresnet, Hergenrath, Saint-Léonard en Angleur, de koolmijn Foxhall, de fabrieken van Valcanville en Hondreville in Frankrijk en die van Darford in Engeland.

Naast een paar van de zoons Mosselman, kwamen ook belangrijke personaliteiten in de directie en raad van bestuur van de Vieille-Montagne, zoals graaf Charles Le Hon, Leopold Le Hon en hertog Charles de Morny, respectievelijk echtgenoot, zoon en vaste minnaar van Fanny Mosselman, Charles de Brouckère, Gilles Davignon, schoonzoon Frédéric Fontenillat, en andere.

Er is bij herhaling geschreven dat François-Dominique Mosselman, of één van zijn twee broers, in 1798 tot de stichters behoorde van de Brusselse militaire vrijmetselaarsloge Les Amis Philanthropes. Dit is een vergissing. De persoon die op de installatiezitting van 17 februari 1798 vermeld werd als rentenier en die als penningmeester van de loge ondertekende met D. Mosselman was Dominique Mosselman (1758-1830), verre neef van François-Dominique Mosselman.

De leerling Mosselman, die als Mosselman le jeune en als brouwer vermeld werd bij dezelfde installatiezitting, was de jongere halfbroer van Dominique, Dominique-Joseph Mosselman (1776-ca1850), die later vermeld werd als oliefabrikant.

Literatuur
Jacques LE SUEUR, Les masques arrachés. Histoire secrète des révolutions et contre-révolutions du Brabant et de Liège, Antwerpen, 1791.
Suzanne TASSIER, Les démocrates belges de 1789, Brussel, 1930.
Centenaire de la Société des mines et fonderies de zinc de la Vieille-Montagne, Luik, 1937.
O. DONY-HENAULT, J. J. D. Dony, créateur de l’industrie du zinc, 1939.
M. COLLE-MICHEL, Les archives de la société des mines et fonderies de zinc de la Vieille Montagne, Parijs - Leuven, 1966.
Julienne LAUREYSSENS, Industriële naamloze vennootschappen in België, 1819-1857, Parijs, Leuven, 1975
Baron Roland d’ANETHAN & vicomte DE JONGHE D’ARDOYE, Les Mosselman de Bruxelles, Brussel, 1998.
Beroep:
industrieel en bankier
Francois-Dominique trouwde, 42 jaar oud, op zaterdag 20 mei 1797 met Marie-Louise Tacqué, 20 of 21 jaar oud. Marie-Louise is geboren in 1776. Marie-Louise is overleden in 1850, 73 of 74 jaar oud.

Leeftijd bij belangrijke gebeurtenissen:

24 of 25  Zoon Jacobus (Jacques Dominique) geboren (14-06-1719)
53 of 54  Zoon Jacques-Dominique geboren (1748)
55 of 56  Dochter Catherine geboren (1750)
56 of 57  Zoon Etienne geboren (26-09-1751)
58 of 59  Kleinzoon Corneille François geboren (23-04-1753)
59 of 60  Zoon Francois-Dominique geboren (08-10-1754)
Van de verwanten van graad 4 en hoger worden alleen de neven en nichten vermeld.
Gegenereerd met Aldfaer versie 4.2 op 19-12-2010 09:01 door Burssens Guido